kop

Zo wordt kaal en dor Bonaire weer groen

Volgend jaar hoopt Johan van Blerk zijn Tera Barra Natuurpark open te stellen. Dan kunnen schoolklassen, Bonairianen en toeristen met eigen ogen zien hoe de natuur van Bonaire er zou moeten uitzien.

Halverwege de weg van ­Kralendijk naar Rincon buigt links een zandweg af. Na een paar honderd meter ligt daar de vijf hectare grote tuin Tera Barra, met een typisch Bonairiaanse cactushaag eromheen. Daarbinnen zoemen bijen rond witte bijenkasten. De tuin telt inmiddels duizenden bomen en struiken; deels door Johan van Blerk opgekweekt uit zaden van bomen die tot de komst van de Europeanen in 1499 nog het hele eiland bedekten.

Dat het zo groen was, kun je je op het grotendeels kale en dorre Bonaire amper voorstellen. De veroveraars zagen echter al gauw dat de geelbloeiende brazielboom interessant was als verfstof, dat het keiharde hout van de wayaká geschikt was voor katrollen en dat je van het zachte hout van de rode zadelboom ezelzadels kon maken. Andere bomen werden geofferd voor het maken van houtskool.

Zo verdween de diversiteit, want tot overmaat van ramp introduceerden de Spanjaarden ezels en geiten, die tegenwoordig veelal los rondlopen. Het gevolg? Elk zaadje dat moedig probeert te ontkiemen, verdwijnt in de vreetgrage geitenbekken. Van Blerk: “Wat overblijft, zijn bomen en struiken die ezels en geiten niet lusten, waardoor de natuur van Bonaire op een groot stekelbos begint te lijken.”

Als zelfstandig consultant was Van Blerk al jaren betrokken bij deze tuin, op Bonaire een kunuku genoemd. Zo kweekte hij tien jaar geleden een deel van de honderden ­inheemse bomen voor de toenmalige eigenaars. Toen zij in 2018 vertrokken, nam hij het voorzitterschap van de stichting Tera Barra over. Het doel is een educatieve tuin, die de oorspronkelijke vegetatie van het ­eiland laat zien. Een tuin met oog voor de natuur. Een tuin met nestruimte voor parkieten, slaapplaatsen voor vleermuizen en waar tienduizenden bijen voor een ­betere vruchtzetting zorgen.

Een termietennest over een afgestorven boom roept vragen op. “Mensen schrikken als ze termietennesten zien, maar termieten kunnen als een van de weinige dieren hardhout verteren. Per hectare produceren ze wel zeventig kilo compost, dus op de kunuku zijn ze welkom. Temeer daar parkieten nestruimte kunnen maken in een termietennest. De natuur kan hier haar gang gaan. We hoeven alleen maar bij te sturen.”

Dat blijkt als je goed rondkijkt. Overal schieten de wayaká’s en zelfs zeldzame boomsoorten omhoog. “Die heb ik niet geplant, ze hebben zich uitgezaaid, mede met hulp van de vele vogels die op de groene kunuku afkomen. Doordat de geiten niet door de cactushaag heen kunnen, krijgt het zaad de kans op te schieten. Traditioneel omheinde men landbouwgrondjes ook zo.”

Vlak voor de coronacrisis hielp een club vrijwilligers in het kader van BonDoet met de bouw van een enorme schaduwkas. Van Blerk kweekt er bomen, heesters en vaste planten, zoals inheemse orchideeën en ­bromelia’s die de bodem van de tuin kunnen bedekken. Hoe meer bedekking, hoe minder de meedogenloze Caribische zon de ­bodem kan uitdrogen. Niet onbelangrijk, want het restwater van de waterzuivering dat boeren en tuinders was beloofd, wordt niet meer geleverd en leidingwater is peperduur. Van Blerk moet het water in een trailer kuubsgewijs naar de kunuku brengen.

Omdat niet alle boomsoorten zich ­gemakkelijk uitzaaien, kweekt Van Blerk ­diverse ‘lastige soorten’ in de schaduwkas. Deze ochtend gaat een aantal zeldzame exemplaren de grond in. Geholpen door twee vaste vrijwilligers hakt Van Blerk een ruim plantgat in de keiharde bodem. De ­anderhalve meter hoge bomen liggen klaar op de kruiwagen en als het gat groot genoeg is, zetten ze gedrieën de eerste boom in de grond. Die krijgt als toegift een plens water en een forse schep compost.

De vrijwilligers helpen Van Blerk – zelf ook vrijwilliger – twee keer per week met diverse klussen, zoals onderhoud van paden, bomen opkronen, water geven en de voltooiing van het bescheiden houten bezoekerscentrum. Straks ligt daar informatie over de Bonairiaanse natuur, kunnen bezoekers er bijenhoning kopen en inheemse bomen voor de tuin. Sierlijke bomen, zoals de groenblijvende oliba’s, die het droge klimaat gewend zijn. “Maar ook zadelbomen, die de boeren traditioneel als afscheiding gebruikten. Ik hoop dat ze weer nieuwe willen planten, want ze zijn een belangrijk landschapselement op het eiland. Met de bomenverkoop kom ik ook een beetje uit de kosten.”

Als we het over de financiën hebben, kijkt Van Blerk enigszins beschroomd. “Ik zou eigenlijk naar sponsors en subsidie­potjes moeten zoeken, maar daar kom ik niet aan toe. Inmiddels heb ik er wel tienduizenden dollars eigen geld in zitten, ik kan dus wel wat hulp gebruiken bij het zoeken naar fondsen. Ik ben nu eenmaal liever op de tuin aan het werk dan dat ik me met financiën bezighoud. Ik word zo blij als ik hier rondloop. Ik kan niet wachten tot de kunuku volgend jaar opengaat.”

Bron: Trouw