Back2Bonaire foundation since 2007 › Forums › Krijgen de Caribische Nederlanders wel de voorkeur van OCW?
- Dit onderwerp bevat 0 reacties, 1 deelnemer, en is laatst geüpdatet op 12 jaren, 8 maanden geleden door Webmaster.
- AuteurBerichten
- mei 10, 2012 om 10:53 pm #5594WebmasterDeelnemer
Brief naar de Tweede Kamer
26 april 2012
Wegnemen belemmeringen Nederlandse leraren Caribisch Nederland en mogelijke kwijtschelding studieschuld terugkerende CN-studenten
In het Algemeen Overleg met de vaste commissie voor Koninkrijksrelaties op 6 februari jl. heb ik toegezegd uw Kamer uiterlijk op 1 mei schriftelijk nader te informeren over de uitkomsten van het toegezegde onderzoek naar de mogelijkheden van het opheffen van de grootste belemmeringen voor Nederlands onderwijzend personeel dat een aantal jaren op de eilanden van Caribisch Nederland in het onderwijs wil gaan werken. Ik heb toegezegd in deze brief eveneens in te gaan op de mogelijkheden tot kwijtschelding van studieschuld indien uit Caribisch Nederland afkomstige studenten willen terugkeren naar de eilanden van Caribisch Nederland om daar te werken, bijvoorbeeld in het onderwijs. Met deze brief wordt tegemoet gekomen aan deze toezeggingen.
A. Uitkomsten onderzoek mogelijkheden opheffen belemmeringen leraren naar Caribisch Nederland
Een recente inventarisatie door de afdeling OCW van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN-OCW) laat een hoge verwachte vacaturestand zien voor de komende schooljaren voor de scholen in Caribisch Nederland, als gevolg van het grote verloop van leraren. Het huidige aanbod van (gekwalificeerde) leraren op de lokale arbeidsmarkt is niet toereikend om in alle vacatures te kunnen voorzien.
Om in hun personeelsbehoefte te kunnen voorzien, proberen de scholen niet alleen docenten uit Caribisch Nederland en andere landen uit de Caribische regio aan te trekken, maar ook uit Europees Nederland. Dit laatste blijkt vaak lastig, omdat de lokale arbeidsvoorwaarden voor leraren uit Europees Nederland onvoldoende aantrekkelijk zijn. Bovendien kunnen zij te maken krijgen met extra kosten in verband met hun tijdelijke dienstverband in Caribisch Nederland, en met nadelige gevolgen voor hun pensioen- en AOW-opbouw. Om de belemmeringen voor leraren van buiten Caribisch Nederland die op een school in Caribisch Nederland willen gaan werken weg te nemen, heeft staatssecretaris Zijlstra besloten om per 1 augustus 2012 tijdelijk –voor een periode van vier jaar– extra middelen beschikbaar te stellen aan de scholen. Het betreft een totaalbedrag van € 4.540.500,- ($ 6.265.890,-).
Onderbouwing
Ik heb onderzocht of een uitzendregeling zoals die geldt voor personeel van de Koninklijke Marechaussee, Defensie of BZK ook niet van kracht zou kunnen worden voor leraren die tijdelijk in Caribisch Nederland gaan werken. Deze vraag is aan de orde gekomen in het Algemeen Overleg van 6 februari. Complex is echter, dat leraren geen rijksambtenaren zijn en het hier geen uitzending of detachering betreft door een (overheids)werkgever. In de meeste situaties geniet een leraar die tijdelijk gaat werken in Caribisch Nederland buitengewoon onbetaald verlof bij zijn werkgever in Europees Nederland. In dat geval blijft het dienstverband bij de werkgever in Europees Nederland wel in stand, zonder dat sprake is van een uitzending. De hierboven genoemde expatregelingen zijn voor het onderwijs dan ook niet hanteerbaar.
Omdat een expatregeling geen optie is, moeten de scholen in Caribisch Nederland zelf financieel in staat worden gesteld om uit Europees Nederland aan te trekken leraren (deels) te compenseren voor gederfde inkomsten dan wel extra uitgaven.
Ik heb door RCN-OCW laten inventariseren, hoe groot het probleem daadwerkelijk is. Voor het komende schooljaar hebben de scholen in Caribisch Nederland aangegeven dat zij ongeveer 60 vacatures verwachten. Zij hebben tevens aangegeven voor circa 40 van deze 60 vacatures te willen werven buiten Caribisch Nederland. In de berekening van de benodigde extra middelen ben ik uitgegaan van dit aantal van 40, en van 35 respectievelijk 30 voor de beide volgende jaren. Voorts heb ik geïnventariseerd welk pakket maatregelen nodig zou zijn om de grootste belemmeringen weg te nemen voor leraren van buiten Caribisch Nederland, en met name uit Europees Nederland, om tijdelijk op scholen in Caribisch Nederland te gaan werken. De volgende vijf mogelijke tegemoetkomingsmaatregelen zijn daarbij aan de orde.
1. Een verbetering van de tegemoetkomingsbedragen in reis- en verhuiskosten;
2. Maandelijkse compensatie voor de doorbetaling van het werkgeversdeel van de ABP-premie in Europees Nederland, in situaties waarin sprake is van onbetaald verlof bij de onderwijswerkgever in Europees Nederland;
3. Maandelijkse compensatie van de kosten van een aanvullende verzekering voor behoud van de AOW-opbouw in Europees Nederland;
4. Maandelijkse tegemoetkoming in de studieschuld;
5. Maandelijkse tegemoetkoming in het geval van dubbele woonlasten.
In de bijlage bij deze brief worden de maatregelen nader toegelicht, alsmede de bedragen die met ieder van deze maatregelen gemoeid zouden kunnen zijn.
Het totaal door de staatssecretaris beschikbaar gestelde bedrag beoogt bovenstaande maatregelen financieel mogelijk te maken voor een contractsperiode van drie jaar van de aan te trekken leraren.
Financieringssystematiek
Bovenstaande potentiële maatregelen, met de veronderstelde aantallen begunstigden, hebben gediend als berekeningsgrondslag voor het vaststellen van de middelen. Omdat het personeels- en wervingsbeleid en de problematiek op dit vlak per school verschillen, is besloten dat de scholen de hun toegekende middelen moeten kunnen inzetten op een manier die het beste aansluit bij hun situatie. De uitwerking van bovenstaande maatregelen is de scholen aangereikt als voorbeeld van een mogelijke inzet van de middelen. Besloten is het totaalbedrag van € 4.540.500,- verspreid over de komende vier jaar (2012 t/m 2015) toe te voegen aan de lumpsum van de scholen in Caribisch Nederland. Toevoeging aan de lumpsum betekent dat scholen zelf de afweging kunnen maken de middelen in te zetten aansluitend bij hun eigen personeels-, arbeidsmarkt- en wervingsbeleid. Scholen kunnen de middelen inzetten ter financiering van de hierboven uiteengezette wervingsmaatregelen voor leraren afkomstig van buiten Caribisch, en met name uit Europees Nederland. In het kader van hun eigen wervings- en personeelsbeleid kunnen zij eveneens de keuze maken de middelen (deels) aan te wenden om reeds in dienst zijnde leraren te kunnen behouden. De beleidsruimte laat onverlet, dat scholen worden geacht deze tijdelijke extra middelen te besteden aan hun personeels- en wervingsbeleid, met het oog op de oplossing van arbeidsmarktknelpunten. Zij leggen hierover verantwoording af in hun jaarverslag. Ik zal het effect van de maatregelen volgen.
De werving van leraren voor het komende schooljaar is momenteel in volle gang.
Met een tijdelijke ophoging van de lumpsum weten scholen nu direct met welk bedrag zij per 1 augustus 2012 rekening kunnen houden, en op welke manier zij potentiële contractanten tegemoet zouden kunnen komen.
De verdeling van het totaalbedrag over de sectoren primair onderwijs en voortgezet onderwijs en mbo vindt plaats naar rato van het aantal fte leraren per sector.
B. Mogelijkheden tot kwijtschelding van studieschuld indien van Caribisch Nederland afkomstige studenten willen terugkeren naar Caribisch Nederland om daar te werken, bijvoorbeeld in het onderwijs
Het vraagstuk of mogelijke tegemoetkoming in de studieschuld afgestudeerden in Europees Nederland die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Caribisch Nederland kan stimuleren terug te keren, betreft een breder arbeidsmarktvraagstuk. Het doel van stimuleringsmaatregelen tot arbeids(re)migratie is immers vacatures in Caribisch Nederland ingevuld te krijgen. Bovendien betreft dit arbeidsmarktvraagstuk niet alleen onvervulde vacatures in het onderwijs, maar ook in andere sectoren, zoals de eiland- en rijksoverheid. Het vraagstuk dient dus breder te worden bezien dan alleen vanuit het oogpunt van studiefinancierings- en lerarenbeleid. Een integrale benadering door eiland- en rijksoverheid is gewenst, ook vanwege de relatief kleine (potentiële) arbeidsmarkt waar de verschillende werkgevers zich op richten. Voorkomen moet worden dat oplossingen voor de ene werkgever leiden tot problemen bij een andere.
Voor enkele beroepsgroepen bestaat al een aanpak. Voor de beroepsgroep van ambtenaren die in dienst treden van de Rijksdienst Caribisch Nederland hanteert de minister van BZK de Regeling overname studieschuld BES. Net als in het geval van de beroepsgroep van leraren, gaat het hierbij niet specifiek om van Caribisch Nederland afkomstige studenten, maar om alle afgestudeerden met een diploma in het mbo of hoger onderwijs die bewijsstukken van studieschuld kunnen overleggen en in verband met hun aanstelling naar Caribisch Nederland verhuizen. Als tegemoetkoming in het afbetalen van hun studieschuld wordt krachtens de genoemde regeling een toelage tot maximaal $ 8.840,- toegekend, deels in maandelijkse termijnen, en deels in een eindbedrag na een periode van drie aaneengesloten dienstjaren; dit laatste verplicht de ambtenaar nog één jaar in Caribisch Nederland te blijven werken.
Zelf stel ik ten behoeve van de beroepsgroep leerkrachten de scholen in de gelegenheid hun een tegemoetkoming te bieden voor het aflossen van hun studieschuld. Bij het vaststellen van de berekeningsgrondslag is daarbij uitgegaan van een tegemoetkoming die in netto-termen overeenkomt met de tegemoetkoming in de door de minister van BZK gehanteerde regeling. Voor enkele beroepsgroepen bestaan er dus al stimuleringsmaatregelen om vacatures in Caribisch Nederland in te vullen door personeel van buiten aan te trekken. Ook mensen die oorspronkelijk afkomstig zijn uit Caribisch Nederland kunnen hier gebruik van maken.
Vooralsnog ben ik van mening dat indien mocht blijken dat voor andere sectoren maatregelen in de sfeer van de studieschuld wenselijk worden geacht, dit in de eerste plaats de verantwoordelijkheid is van (de werkgevers in) de betrokken sectoren. Daarbij acht ik het niet gewenst de kosten die daarmee zijn gemoeid af te wentelen op de begroting van ons ministerie.
Wij willen er daarbij op wijzen dat binnen het bestaande studiefinancieringsbeleid een (hoge) studieschuld geen belemmering hoeft te zijn voor een student afkomstig uit Caribisch Nederland om permanent terug te keren. De Wet studiefinanciering 2000 (en de Wet studiefinanciering BES) bieden mogelijkheden waarop afgestudeerden die willen terugkeren naar Caribisch Nederland en die hun studieschuld daarbij als obstakel ervaren, een beroep kunnen doen. De kaders van de wet zijn zodanig, dat een aflossingsplichtige debiteur maandelijks zoveel afdraagt als proportioneel is ten opzichte van zijn inkomen, ongeacht waar hij op een bepaald moment woonachtig is.
De Wet studiefinanciering voorziet ook in oplossingen voor het mogelijke probleem, dat terugkerende CN-studenten worden geconfronteerd met een daling in het inkomen. Indien een debiteur niet in staat is het voor hem vastgestelde maandbedrag te voldoen, kan hij verzoeken het maandbedrag te verlagen. Aan de hand van zijn verzamelinkomen of belastbaar loon (en dat van zijn eventuele partner) berekent de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) per jaar welk bedrag de debiteur, gelet op dit inkomen, zou kunnen terugbetalen. Er vindt dan draagkrachtmeting plaats. Uitgangspunt is dat bij de vaststelling van de draagkracht van de debiteur wordt uitgegaan van zijn inkomen van twee jaar geleden (t – 2). Op het moment dat het inkomen van de debiteur is gedaald, kan echter rekening gehouden worden met een ander inkomensjaar (peiljaarverlegging). In plaats van het inkomen van twee jaar geleden wordt dan gekeken naar het inkomen van het huidige jaar (t) of het inkomen van vorig jaar (t – 1). Voorwaarde is wel dat het inkomen ten minste 15% moet zijn gedaald en deze daling naar verwachting drie jaar aanhoudt, of dat het inkomen op of onder bijstandsniveau ligt. Wanneer een potentiële terugkeerder anticipeert op een lager salaris in Caribisch Nederland en daarbij vreest dat zijn Europees-Nederlandse inkomen als ijkpunt zal worden gebruikt voor de vaststelling van zijn draagkracht, kan hij dus aanspraak maken op peiljaarverlegging.
Staatssecretaris Zijlstra heeft uw Kamer tijdens het Interparlementair Koninkrijksoverleg op 15 juni 2011 een viertal toezeggingen gedaan.
Binnenkort zal hij uw Kamer een brief toezenden, waarin hij zal ingaan op de aantallen debiteuren afkomstig van Curaçao, Sint-Maarten, Aruba en Caribisch Nederland, en op aantallen naar de Caribische eilanden van ons koninkrijk teruggekeerde in Europees Nederland afgestudeerden. In deze brief zal nader worden ingegaan op het studiefinancieringsbeleid en de mogelijkheden die de draagkrachtregeling biedt, ook voor afgestudeerden die willen terugkeren naar Caribisch Nederland.
de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
Bijlagen:
Je moet inloggen om bijgevoegde betanden te bekijken. - AuteurBerichten
- Je moet ingelogd zijn om een antwoord op dit onderwerp te kunnen geven.