kop

Nederlands-Antilliaanse woorden in Groene Boekje

Voor het eerst worden Antilliaans-Nederlandse woorden opgenomen in de nieuwe editie van het Groene Boekje - de officiële woordenlijst van de Nederlandse taal - die in 2015 verschijnt. Woorden uit allerlei schriftelijke taaluitingen van de Caribische eilanden worden volgens een vaste methode geteld, gecheckt en beoordeeld op opname in de woordenlijst. Komt cel erin, makamba, sedula? “We streven niet naar compleetheid maar willen recht doen aan het Antilliaans-Nederlands”, aldus Rik Schutz, projectleider spelling bij de Nederlandse Taalunie.

“De Woordenlijst van de Nederlandse taal moet een afspiegeling zijn van woorden die gebruikt worden in alle landen waar Nederlands wordt gesproken, dus ook van de Caribische eilanden en Suriname”, zegt Schutz. De ruwe lijst voor Antilliaanse woorden is deze zomer afgerond, de rest van het jaar wordt besteed aan filteren en keuzes maken.

Het Groene Boekje, zoals het in de volksmond heet, bevat de officiële spelling en is daarmee leidend voor de schriftelijke taal. Met honderdduizend woorden geeft het slechts een beperkt deel van de miljoenen woorden die we gebruiken. Alleen al in de Van Dale staan er tweemaal zoveel. “Zo’n lijst is dus nooit compleet. Toch worden we soms gebeld of mensen een woord wel mogen gebruiken dat er niet instaat.”

 

Groene Boekje

Het Groene Boekje uit 1954 - overigens was er in de negentiende eeuw al een editie - is veertig jaar ongewijzigd herdrukt. Schutz: “Dat betekent dat we in 1990 nog niet konden opzoeken hoe we computer moesten spellen.” Om niet opnieuw zo’n grote achterstand te laten ontstaan, werd het daarna elke tien jaar herzien, de termijn waarop ook andere talige naslagwerken werden herzien. Na 1995 en 2005 verschijnt in 2015 de derde editie, gemaakt door het Nederlands Lexicografisch Instituut in opdracht van de Nederlandse Taalunie. Naast het inlopen van de achterstand van weleer komen er bovendien steeds woorden bij, een taal leeft tenslotte. Dat betekent dat je verouderde woorden moet schrappen om te voorkomen dat een naslagwerk te dik wordt. “Dat is het mooie van digitalisering ten opzichte van een statisch woordenboek, je kunt veel meer én veel vaker aanvullen. Van Dale bijvoorbeeld actualiseert elk kwartaal online.”


Overzeese gebiedsdelen

In de lijst van 2015 wordt voor het eerst de woordenschat buiten Europa zichtbaar gemaakt. Dat niet eerder aandacht was voor de overzeese gebiedsdelen komt omdat de norm altijd in Nederland lag. Er is dus een forse achterstand in het beschrijven van deze delen van het taalgebied. Schutz: “Ook een zekere koloniale arrogantie en het feit dat het klein is en ver weg speelt mee. De laatste tijd ontstaat echter op beleidsniveau een andere attitude, ook dialecten krijgen culturele waarde. Taalvariëteit wordt belangrijker dan taalachterstand, daarin past deze ontwikkeling.”

Het gaat om die gebieden waar Nederlands wordt gesproken en waar Surinaams-Nederlandse of Antilliaans-Nederlandse woorden ontstaan die in Nederland zelf niet voorkomen. Bij de eilanden gaat het in de praktijk vooral om Curaçao, waar het meeste Nederlands is te vinden. Op Aruba is dat minder, Bonaire is erg klein. Nu de ruwe lijst voor op te nemen Surinaamse woorden gereed is - deze bevat momenteel 2577 woorden, waarvan de helft overblijft bij de volgende schifting - zijn de Cariben aan de beurt. In tegenstelling tot de vijfhonderd Surinaams-Nederlandse woorden die al in 2005 waren toegevoegd, zijn Antilliaans-Nederlandse woorden nooit eerder opgenomen.


Werkwijze

Hoe gaat een en ander in zijn werk? Schutz, twintig jaar werkzaam bij uitgeverij Van Dale en inmiddels acht jaar bij de Taalunie: “We zoeken materiaal op de eilanden dat een goede indicatie geeft, zoals kranten, columns, sportverslagen. Soms moeten we ons behelpen met beperkt materiaal, wat onwetenschappelijk is, maar we gaan vooral pragmatisch te werk. Zo moeten teksten digitaal beschikbaar zijn, we kunnen niet voor elke bladzijde een apart computerprogramma maken.” Alle teksten worden door een computerprogramma gejaagd, dat werkt op patroonherkenning: het koppelt meervouden, afleidingen en verkleinwoorden aan de grondvorm, oftewel het herleidt woorden tot de woordenboekvorm. Woorden als de, het, een, er en van scoren natuurlijk erg hoog, andere woorden komen juist zelden voor, aan beide categorieën wordt geen aandacht besteed. “Het middengebied is het interessantst, daarmee ga je aan de slag.” Met de nieuwe woorden ontstaat het ‘verrijkte corpus’, de oude woordenschat verrijkt met nieuwe woorden. “Dan kan je gaan tellen en vergelijken en bijvoorbeeld constateren dat een woord uitsluitend voorkomt in het Antilliaanse-Nederlands of Surinaamse-Nederlands.”


Uitlandig

“We komen veel Spaans/Portugese en Indiaanse leenwoorden tegen, maar ook lokale namen voor bomen, vruchten, ingrediënten of religies.” Een leuke categorie vindt Schutz de woorden die er Nederlands uitzien, maar niet in Nederland voorkomen, zoals belkaart, of het typisch Surinaamse uitlandig (in het buitenland verblijvend). Maar bij een in Suriname veel voorkomend woord als Decembermoorden komt een andere vraag op: hoort dit in een woordenlijst of encyclopedie? Opvallend zijn de ‘gewone’ Nederlandse woorden als coalitietop of accommoderen, die veel vaker in Suriname voorkomen dan in Nederland. In de huidige ruwe lijst van Surinaamse woorden staat het woord bushouder met een hoge frequentie. “Onze Surinaamse medewerkers bepalen of dat woord werkelijk kandidaat is voor de woordenlijst.” Een woord kan ook bij toeval een hoge frequentie hebben, omdat in een periode veel artikelen zijn verschenen met dat woord erin.


Loterijbaas, pastechi

Katrien Depuydt, hoofd Taalbank Nederlands van het Nederlands Lexicografisch Instituut - de Schatkamer van de Nederlandse Taal - in Leiden: “We gebruiken technieken om woorden te vinden die typerend zijn voor een bepaald subcorpus. Het Antilliaans-Nederlandse corpus dat we nu aan het opbouwen zijn, bestaat uit wat literatuur en materiaal van het Antilliaans Dagblad en krijgt binnenkort een toevoeging van bronnen, waaronder de Amigoe. Uit het materiaal is een ruwe lijst gemaakt, het ‘Antilliaans deelcorpus’, meest Nederlandse woorden die niet in het standaard Nederlands voorkomen: barbecuesnack, transitiekabinet, loterijbaas, ezelopvang, carnavalsperiode, nummerverkoop, minimarket, oppashuis, baaidag, lionfish. Ook woorden uit deze lijst kunnen betrekking hebben op specifieke onderwerpen in een bepaalde periode. Depuydt: “Eigenlijk zou dus een breder en gevarieerder corpus noodzakelijk zijn. Wat we nog wel proberen uit te zoeken is welke echte Papiamentse woorden prominent in het Antilliaans-Nederlands voorkomen. Daarvoor gebruiken we het Buki di Oro, het Papiamentu Groene Boekje.”

We komen dan ingeburgerde woorden tegen als botika en pastechi, waarvoor meestal geen Nederlands alternatief is. In dit deel van de ruwe lijst komen ook woorden voor als: kolebra, stima, kaminda, infrou, koredor, paranda, stoba.

 

Dit ruwe materiaal wordt nog grondig gefilterd, op eigennamen, namen van bergen, buurten, mensen en ook Engelse leenwoorden. Uiteindelijk blijven de echte kandidaten over. En dan komt de laatste fase. Welke zijn nuttig om op te nemen? Adviseurs die vertrouwd zijn met de Surinaamse of Antilliaanse taal beoordelen dat. Schutz: “We hebben bijvoorbeeld een auteur, een journalist, iemand van de lerarenopleiding, maar ondanks dat het taalkenners zijn, blijft het advies subjectief. Alle nieuwe methodes om materiaal te verzamelen ten spijt, het blijft een samenspel van art en craft.”


Koenoekoe

Is de lijst klaar dan volgt de kwestie hoe je de woorden gaat spellen. Op de eilanden is een grote variatie in de lokale taal, maar ook eerdere keuzes van spelling in de woordenlijst spelen mee. Wat te doen bijvoorbeeld met de oe-klank? Voor woorden uit (voormalig) Nederlands-Indië besloot men in eerdere edities de u als oe te schrijven (tahoe, ketoembar), maar moeten we daarom nu koenoekoe schrijven als we kunuku bedoelen? Daarbij, er is geen consistentie, want we schrijven ook couscous (uit het Frans) en sudoku (uit het Japans). En wat gebeurt er met accenten? “We lopen tegen veel keuzes aan, maar het zou paternalistisch zijn de oe-spelling voor te schrijven als ter plaatse de u-spelling ingeburgerd is en in sommige gevallen zal het opnemen van twee vormen de beste oplossing zijn. We proberen die dubbelspellingen te voorkomen, maar willen recht doen aan de variëteit dus laten we variaties toe. We sluiten zoveel mogelijk bij lokale ontwikkelingen aan. En eigenlijk verwacht ik voor het Papiaments niet zoveel problemen.” Overigens benadrukt Schutz dat er geen spelling van het Papiaments wordt opgelegd. “We nemen Papiamentse woorden op die onderdeel zijn gaan uitmaken van de Nederlandse woordenschat en passen daarop de Nederlandse spellingsregels toe.”

 

Voor de Cariben wordt een ruwe lijst van vijfhonderd woorden verwacht, woorden met een frequentie van minimaal tien keer voorkomen. “Het wordt een kleinere oogst dan de Surinaamse lijst. Enerzijds, omdat het nog steeds een inhaalslag is voor de Antillen, maar ook omdat het Nederlands op de Antillen een formelere status heeft en men er puristischer is. De geschreven taal is veel formeler dan de spontane gesproken taal. En ook wordt in Suriname Nederlands meer als alledaagse spreektaal gebruikt. En juist in de spreektaal ontstaan nieuwe woorden.

Op Curaçao valt op dat woorden uit de spreektaal weinig voorkomen in de schrijftaal. Ook uitdrukkingen, spreekwoorden die op de Antillen vaak anders worden gebruikt, komen in gedrukte vorm zelden voor. Alledaagse Antilliaanse woorden kunnen dus straks ontbreken omdat we ze niet in geschreven vorm tegenkomen.”


Digitaal

In 2015 ligt hij er dan de Nederlandse woordenlijst aangevuld met Antilliaanse woorden. Het is de vraag of een dergelijke lijst in 2025 nog een optie is. “Deze keer is nog gekozen voor een digitale én - identieke - papieren versie. De eerstvolgende wordt een veel omvangrijker digitale versie met het boekje als uittreksel daarvan. Voordeel is dat een digitale versie niet hoeft te voldoen aan de strengere selectiecriteria voor een papieren versie: langer meegaan en gebaseerd zijn op bruikbaarheid. Maar digitalisering heeft meer voordelen.”

“Alles wat mensen intypen in het zoekvenster slaan we op. Alle vragen naar spelling, vervoegingen of uitdrukkingen is nuttige informatie. Daaruit kan je afleiden wat is opgezocht, maar ook wat niet is gevonden. Een belangrijke bron dus van wat we gaan toevoegen.”


Caribische leden

De Nederlandse Taalunie, verantwoordelijk voor het beregelen van de spelling en dus voor het samenstellen van de lijst, is met 35 mensen volgens Schutz een klein ambtenarenapparaat, een mini-ministerie voor taalbeleid in Nederland en de landen waar Nederlands wordt gesproken. Nederland en Vlaanderen zijn lid, Suriname is geassocieerd lid, wat betekent dat het niet aan alle projecten deelneemt. Inmiddels zijn met Curaçao, Aruba en Sint Maarten afspraken over samenwerking gemaakt.

Het Zuid-Afrikaans overigens wordt niet meegenomen in het Groene Boekje. Het mag aan het Nederlands verwant zijn, linguïsten zien het als zelfstandige taal, afgetakt van het Nederlands. Zuid-Afrika is daarnaast nooit een Nederlandse kolonie geweest. Na de politieke omwenteling werden er elf officiële talen vastgesteld, waarvan Afrikaans er één is. Al valt het Afrikaans buiten het beleid van de Taalunie, er is wel een nauwe samenwerking op het gebied van taaltechnologie.


Laconiek

Het Groene Boekje wordt opvallend veel voor taaladvies geraadpleegd, vooral door professionals. “Kennelijk hechten veel mensen aan de norm. De laatste jaren zagen we daarentegen dat de schoolattitude ten aanzien van spelling is veronachtzaamd.” Schutz vindt dat zorgelijk, maar is tegelijkertijd laconiek. “Een verschijnsel dat we hun in plaats van zij gaan gebruiken als onderwerp - wat ik zelf vermijd - vind ik vooral interessant als sociologisch verschijnsel. In de zin van ons soort mensen zegt geen hun, net zomin als ze tattoos zetten of piercings dragen. De waarde van taal kan je verbinden aan ethiek en normen. Dat kan ook doorslaan. Ik heb meegemaakt dat een marineofficier de waarde van de krijgsmacht vond dalen toen een tussen-n werd toegevoegd in het woord vlaggenschip.” Lachend zegt hij: “Dat gaat mij wat ver, het is geen gelukkig mensentype dat zich wezenloos ergert aan spelfouten.”

 

Bron Amigoe, Tekst en foto’s: Mineke de Vries